De aanbevolen aanvangsdosis is Eprex 450 IE/kg (de maximale totale dosis is 40.000 IE) eenmaal per week subcutaan toegediend, met minimaal 5 dagen tussen opeenvolgende doses.
Gepaste dosisaanpassingen dienen te worden doorgevoerd opdat de hemoglobineconcentraties binnen het streefbereik van 10 g/dl tot 12 g/dl (6,2 tot 7,5 mmol/l) blijven. Het wordt aanbevolen de initiële erytroïde respons 8 tot 12 weken na de start van de behandeling te beoordelen. De dosis dient met één doseringsniveau tegelijk te worden verhoogd of verlaagd.
Een hemoglobineconcentratie hoger dan 12 g/dl (7,5 mmol/l) dient te worden vermeden.
Dosisverhoging: De dosis dient niet te worden verhoogd tot boven de maximale dosis van 1050 IE/kg (totale dosis 80.000 IE) per week. Als de patiënt een verminderde respons heeft of als de hemoglobineconcentratie met ≥1 g/dl daalt na een dosisverlaging, dient de dosis met één doseringsniveau te worden verhoogd. Er moeten minimaal 4 weken zitten tussen twee opeenvolgende dosisverhogingen.
Tijdelijk stopzetten van de dosis en dosisverlaging: Epoëtine alfa dient niet meer te worden gegeven wanneer de hemoglobineconcentratie tot boven 12 g/dl (7,5 mmol/l) stijgt. Zodra de hemoglobineconcentratie <11 g/dl is, kan de toediening op basis van het oordeel van de arts worden hervat op hetzelfde doseringsniveau of op één doseringsniveau lager. Bij een snelle stijging van het hemoglobinegehalte (>2 g/dl in 4 weken), dient verlaging van de dosis met één doseringsniveau te worden overwogen.
De symptomen en nawerkingen van anemie kunnen variëren met leeftijd, geslacht, en comorbide medische aandoeningen. Een beoordeling van het klinische verloop en de toestand van de individuele patiënt door een arts is noodzakelijk.
Co-medicatie/ interacties met andere geneesmiddelen[^1]:
Er zijn geen gegevens die aantonen dat behandeling met epoëtine alfa een invloed heeft op het metabolisme van andere geneesmiddelen. Geneesmiddelen die de erytropoëse verminderen, kunnen de respons op epoëtine alfa verminderen. Een mogelijke interactie kan zich voordoen met ciclosporine, omdat dit aan rode bloedcellen gebonden wordt. Als epoëtine alfa tegelijk met ciclosporine wordt gebruikt, moeten de bloedspiegels van ciclosporine gevolgd worden en moet de dosis van ciclosporine aangepast worden als het hematocriet stijgt.
Veiligheidsprofiel[^1]:
De meest frequent voorkomende bijwerking tijdens de behandeling met epoëtine alfa is een dosisafhankelijke stijging in bloeddruk of verergering van bestaande hypertensie. De bloeddruk moet regelmatig gecontroleerd worden, vooral in het begin van de therapie. De meest frequent voorkomende bijwerkingen waargenomen in klinische studies met epoëtine alfa zijn diarree, misselijkheid, braken, pyrexie en hoofdpijn. Griepachtige aandoeningen kunnen vooral optreden in het begin van de behandeling. Een verhoogde incidentie van trombotische vasculaire voorvallen (TVEs) is waargenomen bij patiënten die ESAs toegediend krijgen.
Raadpleeg de SmPC tekst voor het volledige veiligheidsprofiel SmPC Eprex
Contra-indicaties[^1]:
- Leeftijd 18 jaar of ouder.
- IPSS laag- of intermediair-1-risico MDS.
- Symptomatische anemie (Hb-concentratie ≤10 g/dL).
- Serum erytropoëtine gehalte <200 milli-eenheden per mL.
- Maximale posologie van 1.050 IE/kg (totale maximale dosis van 80.000 IE) per week).
- Voorschrift door een arts-specialist, verantwoordelijk voor de behandeling, en erkend in de inwendige geneeskunde of klinische hematologie.
- De nodige bewijsstukken ter beschikking te houden ten behoeve van de adviserend arts.